INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK I. SCHADE AAN PERSONEN
-
Principes
-
De tijdelijke schade
-
2.1. Gezondheidskosten voor de consolidatie
-
2.2. De hulpmiddelen
2.2.1. Materiële hulpmiddelen
2.2.2. Hulp van derden -
2.3. De persoonlijke ongeschiktheid
-
2.4. De huishoudelijke ongeschiktheid
-
2.5. De economische ongeschiktheid
2.5.1. Verlies van inkomen
2.5.2. Verhoogde inspanningen -
2.6. Schade ontstaan tijdens de studies
-
2.6.1. Verhoogde inspanningen
-
2.6.2. Verlies van een studiejaar
2.6.2.1. Materiële schade
2.6.2.2. Morele schade
2.6.2.3. Achterstand loopbaan
-
-
2.7. Schade geleden door de naastbestaanden
-
-
De blijvende schade
-
3.1. De wijzen van vergoeding (rente, kapitalisatie, forfait)
-
3.2. Gezondheidskosten na consolidatie
-
3.3. De hulpmiddelen
3.3.1. De materiële hulpmiddelen
3.3.2. Hulp van derden -
3.4. De persoonlijke ongeschiktheid
-
3.4.1. Algemeen
-
3.4.2. De specifieke schade
a. Pijnen (quantum doloris)
b. De esthetische schade
c. De seksuele schade
d. De genoegenschade
-
-
3.5. De huishoudelijke ongeschiktheid
-
3.6. De economische ongeschiktheid
-
3.6.1. Algemeen
-
3.6.2. Inkomensverlies
-
3.6.3. Verhoogde inspanningen en vermindering van de economische waarde
-
3.6.4. Forfaitaire vergoeding
-
3.6.5. Postprofessionele schade
-
3.7. Schade geleden door de naastbestaanden
-
3.8. Voorbehoud
-
3.9. Tabel van de forfaitaire vergoedingen
-
-
4. Het overlijden
4.1. Begrafeniskosten
4.2. Schade ex haerede
4.3. Schade geleden door de naastbestaanden
-
4.3.1. De morele schade
-
4.3.2. De materiële schade
4.3.2.1. Schade wegens het verlies van het inkomen van de overledene
4.3.2.2. Schade geleden door verlies van de bijdrage in de huishoudelijke activiteiten geleverd door het slachtoffer
HOOFDSTUK II. SCHADE AAN VOORWERPEN EN KOSTEN
-
Voertuigschade
-
1.1. Principe
1.2. De btw
1.3. Takel- en stallingskosten
1.4. Gebruiksderving
1.4.1. Wachttijd
1.4.2. Herstellingsduur
1.4.3. Vervangdagen
1.4.4. Vergoeding wegens gebruiksderving
1.4.5. Financiering
-
-
Verplaatsingskosten
-
Administratiekosten
-
Kledijschade
HOOFDSTUK III. INTEREST EN PROVISIE
1. De vergoedende interest
2. Moratoire interest
3. Provisies
Bijlage
Deskundigenopdracht
INDICATIEVE TABEL 2024
Hoofdstuk I. Schade aan personen
1. Principes
1.1. De Indicatieve Tabel onderscheidt in hoofde van het slachtoffer drie levenssferen: het persoonlijke (extrapatrimoniale) leven, de huishoudelijke activiteiten en het professioneleleven. Elke aantasting van één van deze levenssferen uit zich in een ongeschiktheid: per- soonlijk, huishoudelijk of economisch.
De persoonlijke ongeschiktheid heeft betrekking op de niet-economisch waardeerbare gevolgen van de aantasting van de fysieke en psychische integriteit van het slachtoffer in het dagelijkse leven, met uitzondering van de huishoudelijke activiteiten.
Aldus omvat zij, onder meer:
-
- de beperkingen, ongemakken en de aantasting van de gedragingen en/of ervaringen
en/of handelingen in het dagelijkse leven te wijten aan het letsel;
-
- de pijnen die gebruikelijk gepaard gaan met dit letsel;
-
- de frustraties en angsten waartoe dit alles leidt;
-
- de invloed op de persoonlijke activiteiten zoals vrijetijdsbesteding, sportbeoefening en
hobby’s en op de sociale, vriendschappelijke en familiale relaties.
De deskundige bepaalt een percentage van de persoonlijke ongeschiktheid in functie van de concrete gevolgen van de letsels op het dagelijkse leven van het slachtoffer, met uitzondering van de huishoudelijke activiteiten. Hij moet dit percentage motiveren.
Indien de deskundige vaststelt dat bepaalde gevolgen van de letsels, omwille van hun specifieke kenmerken, niet kunnen ondergebracht worden in de persoonlijke ongeschikt- heid (tijdelijk of blijvend), maakt hij hiervan melding onder de rubriek “bijzondere schade” (pijnen, esthetische schade, seksuele schade of genoegenschade).
De huishoudelijke schade kan omschreven worden als de aantasting van het energetisch of functioneel potentieel van het slachtoffer met een economisch waardeerbare weerslag op zijn geschiktheid tot het vervullen van de huishoudelijke taken, dan wel de noodzaak tot het leveren van verhoogde inspanningen voor dergelijke taken.
Als huishoudelijke taken kunnen onder meer worden beschouwd: de opvoeding van de kinderen, het onderhoud van de woning en de tuin, de huishoudelijke aankopen en de ermee gepaard gaande verplaatsingen, de bereiding van de maaltijden, het onderhoud van de kledij, het administratieve en budgettaire beheer van het huishouden, de zorg voor huisdieren, ...
De deskundige bepaalt een percentage van de huishoudelijke ongeschiktheid in functie van de concrete gevolgen van de letsels op de huishoudelijke taken van het slachtoffer. Hij moet dit percentage motiveren.
De economische ongeschiktheid kan omschreven worden als het geheel van de gevolgen van de aantasting van de fysieke en de psychische integriteit op de handelingen en de gedragingen in het professionele en lucratieve leven van het slachtoffer, alsook van de aantasting van de concurrentiekracht van het slachtoffer op de arbeidsmarkt.
De deskundige bepaalt een percentage van de economische ongeschiktheid in functie van de concrete gevolgen van deze letsels op de economische activiteiten van het slachtoffer. Hij moet dit percentage motiveren.
-
1.2. De deskundige zou dienen uitgenodigd te worden om:
-
- een precieze en volledige beschrijving te geven van alle nuttige elementen waarmee
hij rekening heeft gehouden;
-
- het geheel van de letsels en de aantasting van de fysieke en psychische integriteit van
het slachtoffer ingevolge het schadeverwekkend feit te beschrijven in een begrijpelijke taal. Deze aantasting zal niet gekwantificeerd worden. Zij maakt de basis uit op grond waarvan de verschillende graden van de ongeschiktheid en de bijzondere schade na- derhand worden bepaald;
-
- in het voorkomend geval, een beschrijving te geven van een eventueel bewezen vooraf bestaande toestand, evenals de voorzienbare evolutie ervan zonder het schadeverwek- kend feit, en van de gevolgen van die toestand op het dagelijkse leven van het slachtoffer voorafgaand aan het ongeval;
-
- alle mogelijke wijzen om de schade te herstellen te onderzoeken, hetzij via technische en materiële hulpmiddelen, hetzij onder de vorm van hulp van derden;
-
- de tijdelijke en de blijvende ongeschiktheden van het slachtoffer te beoordelen, rekening houdend met de in aanmerking genomen hulpmiddelen;
-
- indien de deskundige een bepaalde evolutie of complicatie voorziet, waarvan het niet ze- ker is dat ze zich zal voordoen, zal hij deze vermelden onder de vorm van een voorbehoud.
De deskundige moet zijn besluiten motiveren.
Als bijlage aan de huidige Indicatieve Tabel wordt een voorbeeld van een volledige opdracht voor een medisch-deskundige gevoegd.
2. De tijdelijke schade
2.1. Gezondheidskosten voor de consolidatie
Het komt aan het slachtoffer toe een volledig overzicht te verschaffen van de kosten voor de gezondheidszorgen, zoals onder meer de medische, psychologische en farmaceutische kosten die te wijten zijn aan het schadeverwekkend feit.
Bij dit overzicht dienen de bewijsstukken van deze kosten gevoegd te worden, evenals een overzicht van de tussenkomsten van de mutualiteit en/of hospitalisatieverzekeraar en/of andere gesubrogeerde derde-betalers.
Er zal desgevallend rekening worden gehouden met de “maximumfactuur”, zoals bepaald in de wet van 5 juni 2002.
De deskundigenopdracht, zoals nader omschreven in de bijlage, nodigt de deskundige expliciet uit om zich over deze kosten uit te spreken.
2.2. De hulpmiddelen
2.2.1. Materiële hulpmiddelen
De materiële hulpmiddelen van welke aard ook, zoals orthesen, prothesen, technische hulpmiddelen, aanpassingen aan de woning en aan het voertuig, dienen er veeleer toe de schade te herstellen door het slachtoffer terug te plaatsen in zijn situatie die zo dicht mogelijk aanleunt bij deze vóór het schadeverwekkend feit, dan hem een compensatie voor dit bewezen gedeelte van de schade toe te kennen.
Deze uitgaven worden vergoed op basis van bewijsstukken.
Deze hulpmiddelen kunnen in rekening gebracht worden om de graad van de persoonlijke, huishoudelijke en/of economische ongeschiktheid te bepalen.
-
2.2.2 Hulp van derden
De noodzaak om een beroep te doen op de hulp van een derde, diens kwalificatie en de aard en de omvang van zijn prestaties, moeten steeds in concreto worden omschreven. De vergoeding van het uurloon zal op basis van deze criteria worden vastgesteld. De om- standigheid dat deze hulp wordt verleend door een naaste van het slachtoffer vormt op zich geen beletsel om deze te vergoeden. Bij gebrek aan bewijsstukken kan de hulp van een niet-gekwalificeerde hulpverlener worden vergoed middels een forfaitair bedrag van 11,50 euro per gepresteerd uur.
2.3. De persoonlijke ongeschiktheid
De tijdelijke persoonlijke ongeschiktheid kan worden vergoed door een forfaitair bedrag van 39,00 euro per gewone dag hospitalisatie en/of per dag revalidatie in een gespeciali- seerd centrum en, buiten deze gevallen, door een bedrag van 32,00 euro per dag tijdelijke ongeschiktheid aan 100 % en vervolgens pro rata van de in aanmerking genomen percen- tages van ongeschiktheid.
Indien niet vervat in de graad van de tijdelijke persoonlijke ongeschiktheid, kan een bij- komende vergoeding worden toegekend voor de tijdelijke specifieke schade, zoals de pijnen, de esthetische schade, de seksuele schade en de genoegenschade (voor een begripsomschrijving van de soorten specifieke schade wordt verwezen naar de blijvende ongeschiktheid sub 3.4.2.).
Indien de deskundige het bestaan van bijzondere tijdelijke pijnen (quantum doloris) in aanmerking neemt, dan kan deze schade afzonderlijk vergoed worden. De volgende be- dragen per dag zijn aanbevolen:
1/7: 1,15 euro 2/7: 3,50 euro 3/7: 7,00 euro 4/7: 11,50 euro 5/7: 17,00 euro 6/7: 24,00 euro 7/7: 32,00 euro
2.4. De huishoudelijke ongeschiktheid
De tijdelijke huishoudelijke ongeschiktheid kan worden vergoed door een forfaitair bedrag van 30,00 euro per dag tijdelijke ongeschiktheid aan 100 % en vervolgens pro rata, zowel voor een alleenstaande als voor een gezin zonder kinderlast. Dit bedrag kan worden ver- hoogd met 10,00 euro per kind ten laste.
Deze vergoedingen worden aangepast in functie van de bijdrage die elke partner in het huishouden levert.
Studies1 bevestigen dat, wanneer de partners een man en een vrouw zijn, de bijdrage kan gesplitst worden in 65 % voor de vrouw en 35 % voor de man, bij gebrek aan anderslui- dende gegevens.
1 V. AudenAert (2023). Gezinsenquête 2021: De taakverdeling thuis. Gezinnen in Vlaanderen over wie welke gezinstaken op zich neemt en hoe tevreden ze zijn met de verdeling van de gezinstaken. Vlaamse overheid, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (www.gezinsenquête.be); D. BArBieri, C. BernArdo, E.L. eldermAns, A. mezzA, B. mollArd, M. nAhrgAng, V. Peciukonis, J. ReingaRdė, I. rioBóo lestón, L. SalanauSkaitė en A. Wildschut, Gender Equality Index 2023. Towards a greens transition in transport and energy, EIGE, (https://eige.europa.eu/publications-resources/publi- cations/gender-equality-index-2023-towards-green-transition-transport-and-energy#).
-
2.5. De economische ongeschiktheid
2.5.1. Verlies van inkomen
Het verlies van inkomen moet steeds in concreto bewezen worden.
De schadevergoeding strekt ertoe hetzelfde netto-inkomen te verkrijgen als vóór het ontstaan van de schade.
Het netto-inkomen moet in aanmerking worden genomen, tenzij aangetoond wordt dat op de toe te kennen vergoeding gelijkwaardige fiscale en sociale lasten rusten als deze die het inkomen bezwaren.
Als het netto-inkomen als basis gebruikt wordt, kunnen reserves worden toegekend voor de fiscale en sociale lasten op voorwaarde dat dit gevorderd wordt.
2.5.2. Verhoogde inspanningen
Indien verhoogde inspanningen worden geleverd en deze niet in concreto begroot kunnen worden, kunnen zij, vanaf de dag van de herneming van de professionele activiteit, per gepresteerde dag vergoed worden door een bedrag van 30,00 euro aan 100 % tijdelijke ongeschiktheid, pro rata van de in aanmerking genomen percentages van ongeschiktheid.
2.6. Schade ontstaan tijdens de studies
2.6.1. Verhoogde inspanningen
Indien de student, ondanks zijn ongeschiktheid, verhoogde inspanningen levert om zijn studies voort te zetten, kan hiervoor een vergoeding worden toegekend.
Indien de rechtbank oordeelt dat er aanleiding toe bestaat om een vergoeding voor ver- hoogde inspanningen toe te kennen, dan worden de volgende vergoedingen geadviseerd:
-
- lager onderwijs: 6,00 euro per dag,
-
- middelbaar onderwijs: 12,00 euro per dag,
-
- hoger/universitair onderwijs: 17,00 euro per dag.
Deze vergoedingen worden berekend per werkelijk gepresteerde dag in verhouding tot de effectieve ongeschiktheden.
2.6.2. Verlies van een studiejaar
Deze schade kan bestaan uit een materiële schade, een morele schade en een financieel verlies voor de toekomst.
2.6.2.1. Materiële schade
Deze schade bestaat uit de kosten van het verloren studiejaar.
Wanneer de schade niet concreet kan worden aangetoond, kunnen per volledig studiejaar de volgende forfaitaire bedragen worden geadviseerd:
-
- lager onderwijs: 500,00 euro
-
- middelbaar onderwijs: 1.500,00 euro
-
- hoger en universitair onderwijs: 3.500,00 euro + huur van een kot
2.6.2.2. Morele schade
Het verlies van een studiejaar kan tevens gepaard gaan met een specifieke morele schade wegens het verlies van bijzondere schoolactiviteiten en de frustratie van de leerling/student ingevolge de invloed op zijn studietraject.
-
Een forfaitair bedrag van 3.000,00 euro wordt aanbevolen, zowel voor het lager en mid- delbaar onderwijs, als voor het hoger/universitair onderwijs.
2.6.2.3. Achterstand loopbaan
Het verlies van een studiejaar kan een schade aan de toekomstige beroepsactiviteit of loopbaan teweegbrengen. Indien de achterstand in de loopbaan wordt bewezen, kan de actuele nettowaarde van het eerste jaar beroepsinkomen als basis dienen voor de berekening van de schade.
2.7. Schade geleden door de naastbestaanden
Indien een naaste aantoont dat hij schade heeft geleden in causaal verband met het schadeverwekkend feit, kan hij hiervoor vergoed worden.
Het kan zowel om materiële als morele schade gaan.
3. De blijvende schade
De schade wordt blijvend vanaf de datum van consolidatie van de letsels.
3.1. De wijzen van vergoeding (rente, kapitalisatie, forfait)
De blijvende schade wordt vergoed onder de vorm van een bedrag vastgesteld op forfai- taire wijze, door kapitalisatie of onder de vorm van een rente, naargelang dit passend is.
De rechter beoordeelt onaantastbaar het bestaan en de omvang van de schade, alsook de wijze en het bedrag van de vergoeding nodig voor het volledige herstel van de schade. Hierbij wordt onder meer rekening gehouden met de toestand van de partijen en de belangen van de benadeelde.
Indien de rechter vaststelt dat hij de door partijen voorgestelde berekeningswijze niet kan aannemen, motiveert hij dit.
De rechter kan een rente opleggen ook al wordt zij niet gevorderd, wanneer doorslagge- vende motieven in verband met de bescherming van de benadeelde dit verantwoorden.
De berekeningswijze kan verschillen al naargelang de aard van de schade voortvloeiend uit de blijvende ongeschiktheid.
Bij de toekenning van een rente of bij de toepassing van kapitalisatie wordt er telkens een onderscheid gemaakt tussen de schade geleden in het verleden en de toekomstige schade. De datum van de rechterlijke beslissing of de minnelijke regeling dient in aanmerking te worden genomen als “scharnierdatum”.
a. Rente
De toekenning van een geïndexeerde en al dan niet herzienbare rente komt erop neer dat het slachtoffer voor de toekomst een maandelijks of jaarlijks, periodiek, bedrag ontvangt en dit gedurende de volledige resterende effectieve levensduur voor de persoonlijke en huishoudelijke ongeschiktheid en gedurende de volledige resterende lucratieve levensduur voor de economische ongeschiktheid.
Deze vergoedingswijze biedt het voordeel dat het slachtoffer niet geconfronteerd wordt met een uitputting van zijn vergoeding vooraleer de vergoedbare periode is verstreken en behoedt de partijen voor toekomstige en dus onzekere elementen.
b. Kapitalisatie
Een tweede methode van vergoeding van de toekomstige schade is deze door kapitalisatie. Het is de omzetting van de rente in een kapitaal over de periode waarover de vergoeding na de rechterlijke uitspraak of minnelijke regeling verschuldigd is.
De te hanteren kapitalisatiecoëfficiënt wordt bepaald in functie van de statistische gegevens op het ogenblik van de uitspraak of de minnelijke regeling, niet van de consolidatiedatum of een andere voorgaande datum.
Rekening houdend met de actuele rendementen van financiële beleggingen of investerin- gen waarover het slachtoffer beschikt, evenals het vrije gebruik dat deze heeft over het kapitaal dat hem/haar voortijdig ter beschikking wordt gesteld, stellen de auteurs van de Indicatieve Tabel voor om volgende rentevoet in aanmerking te nemen:
-
- 0,5 % bij kapitalisatie over een periode van minder dan 15 jaar;
-
- 1 % bij kapitalisatie over een periode van meer dan 15 jaar.
Deze rentevoet is het verschil tussen de beleggingsopbrengst en het percentage van de inflatie (= technische rentevoet).
De rentevoet is vatbaar voor aanpassing in meer of in min, rekening houdend met de concrete omstandigheden.
c. Forfaitaire vergoeding
Een derde wijze van vergoeden is de toekenning van een forfaitair bedrag.
3.2. Gezondheidskosten na consolidatie
Het komt aan het slachtoffer toe een volledig overzicht te verschaffen van de kosten voor de gezondheidszorgen, zoals onder meer de medische, psychologische en farmaceutische kosten die te wijten zijn aan het schadeverwekkend feit.
Bij dit overzicht dienen de bewijsstukken van deze kosten gevoegd te worden, evenals een overzicht van de tussenkomsten van de mutualiteit en/of hospitalisatieverzekeraar en/of andere gesubrogeerde derde-betalers.
Er zal desgevallend rekening worden gehouden met de “maximumfactuur”, zoals bepaald in de wet van 5 juni 2002.
De deskundigenopdracht, zoals nader omschreven in de bijlage, nodigt de deskundige expliciet uit om zich over deze kosten uit te spreken.
3.3. De hulpmiddelen
3.3.1. De materiële hulpmiddelen
De materiële hulpmiddelen van welke aard ook, zoals orthesen, prothesen, technische hulpmiddelen, aanpassingen aan de woning en aan het voertuig, dienen er veeleer toe de schade te herstellen door het slachtoffer terug te plaatsen in zijn situatie die zo dicht mogelijk aanleunt bij deze vóór het schadeverwekkend feit.
Deze uitgaven worden vergoed op basis van bewijsstukken.
Deze hulpmiddelen kunnen in rekening worden gebracht voor de bepaling van de graad van de persoonlijke ongeschiktheid, de huishoudelijke en/of de economische ongeschikt- heid.
De toekomstige schade wordt berekend op basis van de voor dat specifiek slachtoffer meest aangewezen methode, met mogelijke verdiscontering.
3.3.2. Hulp van derden
De noodzaak om een beroep te doen op de hulp van een derde, diens kwalificatie en de aard en de omvang van zijn prestaties moeten steeds in concreto worden omschreven. De vergoeding van het uurloon zal op basis van deze criteria worden vastgesteld. De om- standigheid dat deze hulp wordt verleend door een naaste van het slachtoffer vormt op zich geen beletsel om voor vergoeding in aanmerking te komen.
Bij gebrek aan bewijsstukken kan de hulp van een niet-gekwalificeerde hulpverlener worden vergoed mits een forfaitair bedrag van 11,50 euro per gepresteerd uur.
De toekomstige schade zal vergoed worden op basis van de voor het specifieke slachtoffer meest aangewezen methode.
3.4. De persoonlijke ongeschiktheid
3.4.1. Algemeen
Indien de persoonlijke ongeschiktheid wordt vergoed door middel van een rente of de kapitalisatiemethode, dienen niet noodzakelijk dezelfde basisbedragen als deze voor de tijdelijke ongeschiktheid in aanmerking te worden genomen. Naargelang de specifieke elementen van de zaak, kunnen zij in min of in meer worden aangepast.
Wanneer deze schade forfaitair wordt vergoed, wordt verwezen naar de bedragen voor- gesteld in de hiernavolgende tabel (sub 3.9.).
3.4.2. De specifieke schade
Indien niet vervat in de graad van de persoonlijke ongeschiktheid, kan een bijkomende vergoeding worden toegekend voor de hiernavolgende specifieke schade.
a. Pijnen (quantum doloris)
Indien de deskundige het bestaan van bijzondere blijvende intense pijnen in aanmerking neemt, kan deze schade afzonderlijk worden vergoed. Dit kan op basis van dezelfde be- dragen als bij de tijdelijke ongeschiktheid (supra 2.3.).
b. De esthetische schade
Deze schade beoogt niet de economische schade die voortvloeit uit een esthetische ontsiering.
De medisch deskundige baseert zich in principe op de gebruikelijke schaal van 1 tot 7 (schaal van Julin) en hij wordt uitgenodigd om de criteria te preciseren waarmee hij reke- ning heeft gehouden.
De rechter houdt rekening met de concrete elementen van de zaak. Daarbij kunnen on- der meer de plaats van de ontsiering, het geslacht, de leeftijd en de activiteiten van het slachtoffer in aanmerking genomen worden.
Onder “activiteiten” worden niet louter de professionele activiteiten beoogd, doch tevens de sociale en culturele activiteiten waarbij het slachtoffer met anderen wordt geconfron- teerd.
De volgende bedragen kunnen worden aanbevolen:
leeftijd | 1/7 | 2/7 | 3/7 | 4/7 | 5/7 | 6/7 | 7/7 |
miniem | zeer licht | licht | middelmatig | ernstig | zeer ernstig | uitzonderlijk | |
0-10 | 620 € | 2.470 € | 5.580 € | 9.920 € | 17.250 € | 23.000 € | 34.500 € |
11-20 | 600 € | 2.390 € | 5.405 € | 9.545 € | 16.675 € | 22.140 € | 33.350 € |
21-30 | 565 € | 2.300 € | 5.060 € | 9.030 € | 15.755 € | 20.990 € | 31.625 € |
31-40 | 520 € | 2.070 € | 4.715 € | 8.340 € | 14.490 € | 19.320 € | 29.040 € |
41-50 | 460 € | 1.840 € | 4.140 € | 7.475 € | 12.880 € | 17.135 € | 25.590 € |
51-60 | 400 € | 1.610 € | 3.565 € | 6.380 € | 11.155 € | 14.835 € | 22.425 € |
61-70 | 320 € | 1.265 € | 2.990 € | 5.060 € | 8.910 € | 11.900 € | 17.825 € |
71-80 | 230 € | 920 € | 2.015 € | 3.565 € | 6.325 € | 8.395 € | 12.650 € |
81 en ouder | 130 € | 520 € | 1.210 € | 2.130 € | 3.680 € | 4.890 € | 7.360 € |
c. De seksuele schade
Deze schade kan, als zeer specifieke schade, afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komen. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de schade door het verlies of de aantasting van het seksueel leven (bv. impotentie, anorgasmie, aantasting van libido en gevoelloosheid) en anderzijds het verlies van zekerheid op nageslacht (bv. steriliteit).
De kosten verbonden aan de noodzaak van bijvoorbeeld een keizersnede of kunstmatige inseminatie kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Zowel de materiële schade (o.m. de aankoop van medicatie, medisch materiaal, medische ingrepen, ...) als de uit de nood- zakelijke ingrepen voortvloeiende aantasting op psychisch vlak kunnen worden vergoed.
De partner die hierdoor schade lijdt, kan om vergoeding ervan verzoeken.
d. De genoegenschade
Deze schade kan afzonderlijk worden vergoed in de gevallen waarin het slachtoffer als gevolg van het schadeverwekkend feit een bewezen op doorgedreven wijze uitgeoefende sport of hobby geheel of gedeeltelijk diende stop te zetten.
3.5. De huishoudelijke ongeschiktheid
Indien de huishoudelijke ongeschiktheid wordt vergoed door middel van de rente of de kapitalisatiemethode, dienen niet noodzakelijk dezelfde basisbedragen als deze voor de tijdelijke ongeschiktheid in aanmerking te worden genomen. Naargelang de specifieke elementen van de zaak, kunnen zij in min of in meer worden aangepast.
Bij de toepassing van de rente of de kapitalisatiemethode zal evenwel rekening worden gehouden met de gebruikelijk te verwachten evolutie van de gezinssamenstelling van het slachtoffer.
Wanneer deze schade forfaitair wordt vergoed, wordt verwezen naar de bedragen voor- gesteld in de onderstaande tabel (sub 3.9.).
Deze vergoedingen worden aangepast in functie van de bijdrage die elke partner in het huishouden levert.
Studies2 bevestigen dat, wanneer de partners een man en een vrouw zijn, de bijdrage kan gesplitst worden in 65 % voor de vrouw en 35 % voor de man, bij gebrek aan anderslui- dende gegevens.
3.6. De economische ongeschiktheid
3.6.1. Algemeen
De materiële schade die een slachtoffer lijdt als gevolg van een blijvende economische ongeschiktheid, kan zowel bestaan uit een inkomensverlies, als uit een aantasting van de economische waarde op de arbeidsmarkt als uit de eventuele noodzaak om verhoogde inspanningen te leveren tijdens de uitoefening van zijn beroepsactiviteit.
3.6.2. Inkomensverlies
Het basisinkomen waarop de berekening gebaseerd wordt, moet in concreto worden be- groot. Aan jonge slachtoffers die nog geen of een gering inkomen hebben, moet bijzondere aandacht worden besteed.
Het netto-inkomen moet in aanmerking worden genomen, tenzij wordt aangetoond dat de fiscale en sociale lasten op de toe te kennen vergoeding gelijkwaardig zijn aan deze die het verdiende inkomen belasten.
Als het netto-inkomen als basis wordt gebruikt, kunnen reserves worden toegekend voor de hogergenoemde fiscale en sociale lasten op voorwaarde dat dit gevorderd wordt.
Het inkomen kan worden verhoogd als toekomstige loonsverhogingen, los van de indexe- ring, worden aangetoond.
Het is aangewezen rekening te houden met een referentieperiode gespreid over meer- dere jaren.
3.6.3. Verhoogde inspanningen en vermindering van de economische waarde
Indien de verhoogde inspanningen of een vermindering van de economische waarde worden vergoed door middel van een rente of de kapitalisatiemethode, dienen niet nood- zakelijk dezelfde basisbedragen als deze voor de tijdelijke ongeschiktheid, in aanmerking te worden genomen. Naargelang de specifieke elementen van de zaak, kunnen zij in min of in meer worden aangepast.
De vergoeding voor de verhoogde inspanningen kan enkel worden toegekend voor de dagen tijdens dewelke effectief wordt gewerkt.
3.6.4. Forfaitaire vergoeding
Wanneer de blijvende economische ongeschiktheid forfaitair wordt vergoed, wordt verwe-
zen naar de bedragen die zijn opgenomen in de hiernavolgende tabel (sub 3.9.).
3.6.5. Postprofessionele schade
Postprofessionele schade is de materiële schade voortvloeiend uit de onmogelijkheid om, vanaf het pensioen, nog lucratieve activiteiten uit te oefenen.
Tevens kan er rekening worden gehouden met de gebeurlijke bewezen weerslag van de gevolgen van het schadeverwekkend feit op de rechten op een rustpensioen van het slachtoffer.
3.7. Schade geleden door de naastbestaanden
Indien een naaste aantoont dat hij schade lijdt in causaal verband met het schadeverwek- kend feit dat het slachtoffer is overkomen, kan hij hiervoor vergoed worden.
Het kan zowel om materiële als om morele schade gaan.
3.8. Voorbehoud
Zowel de door de deskundige weerhouden medische reserves als de fiscale reserves, die een weerslag hebben op de toegekende vergoedingen uit hoofde van het verlies van loon of in- komen, worden vermeld in de rechterlijke uitspraak op voorwaarde dat dit gevorderd wordt.
3.9. Tabel van de forfaitaire vergoedingen
De hierna vermelde bedragen bevatten een vergoeding per graad van ongeschiktheid.
Het forfaitaire bedrag dat aan het slachtoffer toekomt, wordt berekend per ongeschiktheid (de persoonlijke, de huishoudelijke en de economische) en dit in functie van de door de deskundige weerhouden percentages voor elk van deze ongeschiktheden.
Ten aanzien van de huishoudelijke ongeschiktheid dient een aanpassing van hierna ver- melde forfaitaire bedragen te geschieden rekening houdend met de bijdrage van het slachtoffer in het huishouden.
Studies3 bevestigen dat, wanneer de partners een man en een vrouw zijn, de bijdrage kan gesplitst worden in 65 % voor de vrouw en 35 % voor de man, bij gebrek aan anderslui- dende gegevens.
Deze forfaitaire bedragen kunnen worden vermeerderd of verminderd en dit in functie van de bijzonderheden van de zaak, evenals de aangetoonde, concrete gevolgen in het leven van het slachtoffer.
leeftijd op datum van consolidatie | bedrag |
tot 15 jaar | 3.660 |
16 jaar | 3.600 |
17 jaar | 3.555 |
18 jaar | 3.510 |
19 jaar | 3.465 |
20 jaar | 3.420 |
21 jaar | 3.375 |
22 jaar | 3.330 |
23 jaar | 3.285 |
24 jaar | 3.240 |
25 jaar | 3.195 |
26 jaar | 3.150 |
27 jaar | 3.105 |
28 jaar | 3.060 |
29 jaar | 3.015 |
30 jaar | 2.970 |
31 jaar | 2.925 |
32 jaar | 2.880 |
33 jaar | 2.835 |
34 jaar | 2.790 |
35 jaar | 2.745 |
36 jaar | 2.700 |
37 jaar | 2.655 |
38 jaar | 2.610 |
39 jaar | 2.565 |
40 jaar | 2.520 |
41 jaar | 2.475 |
42 jaar | 2.430 |
43 jaar | 2.385 |
44 jaar | 2.340 |
45 jaar | 2.295 |
46 jaar | 2.250 |
47 jaar | 2.205 |
48 jaar | 2.160 |
49 jaar | 2.115 |
50 jaar | 2.070 |
51 jaar | 2.025 |
52 jaar | 1.980 |
53 jaar | 1.935 |
54 jaar | 1.890 |
55 jaar | 1.845 |
56 jaar | 1.800 |
57 jaar | 1.755 |
58 jaar | 1.710 |
59 jaar | 1.665 |
60 jaar | 1.620 |
61 jaar | 1.575 |
62 jaar | 1.530 |
63 jaar | 1.485 |
64 jaar | 1.440 |
65 jaar | 1.395 |
66 jaar | 1.350 |
67 jaar | 1.305 |
68 jaar | 1.260 |
69 jaar | 1.215 |
70 jaar | 1.170 |
71 jaar | 1.125 |
72 jaar | 1.080 |
73 jaar | 1.035 |
74 jaar | 990 |
75 jaar | 945 |
76 jaar | 900 |
77 jaar | 855 |
78 jaar | 810 |
79 jaar | 765 |
80 jaar | 720 |
81 jaar | 675 |
82 jaar | 630 |
83 jaar | 585 |
84 jaar | 540 |
85 jaar en meer | 495 |
Voorbeeld:
Slachtoffer: man – 20 jaar oud: *persoonlijke ongeschiktheid: 15 % *huishoudelijke ongeschiktheid: 10 % *economische ongeschiktheid: 6 % *aandeel huishouden: 35 %
Vergoeding =
-
- Persoonlijke ongeschiktheid: 15 x 3.420 euro = 51.300 euro
-
- Huishoudelijke ongeschiktheid: 10 x 3.420 euro x 35 % = 11.970 euro
-
- Economische ongeschiktheid: 6 x 3.420 euro = 20.520 euro
4. Het overlijden
4.1. Begrafeniskosten
De begrafeniskosten maken in principe een last uit van de nalatenschap. Zij worden echter door de aansprakelijke terugbetaald aan de persoon die aantoont deze kosten effectief te hebben betaald.
Buitensporige uitgaven kunnen worden herleid.
Bij de vergoeding van grafkelders, grafzerken, grafmonumenten en concessies wordt eventueel rekening gehouden met het aantal voorziene plaatsen.
Er moet rekening mee worden gehouden dat deze uitgave een vervroegde betaling kan uitmaken:
- indien de waarschijnlijke overlevingsduur van degene die de schade draagt, langer is
dan deze van het slachtoffer, zou deze laatste ook zonder het schadeverwekkend feit de begrafeniskosten hebben moeten dragen en bestaat zijn schade uit de vervroegde betaling ervan. De schade bestaat dan uit het verschil tussen de huidige uitgave en de contante waarde van het bedrag dat normaal uitgegeven zou zijn op de vermoedelijke toekomstige datum van het overlijden, gesteld dat er geen schadegeval zou zijn gebeurd;
- indien de waarschijnlijke overlevingsduur van degene die de schade draagt korter is dan deze van het slachtoffer, zou deze schadelijder de kosten normaliter niet hebben moetendragen, zodat er geen verrekening dient te geschieden (bv. de ouder voor zijn kind).
4.2. Schade ex haerede
Deze omvat het geheel van de morele en materiële schade die het slachtoffer lijdt tussen de datum van het schadeverwekkend feit en deze van zijn overlijden.
Deze schade, waarvan de vergoeding een schuldvordering uitmaakt van de nalatenschap, mag niet worden verward met de schade geleden door de naastbestaanden.
Indien bewezen wordt dat het slachtoffer zich bewust was van zijn nakend overlijden, kan een forfaitair bedrag van 75,00 euro per dag worden toegekend als vergoeding voor morele schade.
4.3. Schade geleden door de naastbestaanden
4.3.1. De morele schade
Het overlijden van het slachtoffer raakt de naastbestaande emotioneel in die mate dat elke mogelijkheid om een affectieve band te beleven met deze persoon wordt tenietgedaan. Dedaaruit voortvloeiende schade, die onschatbaar is, moet worden vergoed. De vergoeding beoogt de erkenning van het bestaan van het lijden.
In de onderstaande tabel worden forfaitaire vorken voorgesteld in functie van de vermoede intensiteit van de affectieve band met het slachtoffer.
Het toegekende bedrag houdt rekening met de specifieke omstandigheden.
Slachtoffer/begunstigde | minimum | maximum |
Partners | 15.000 € | 45.000 € |
Ouders/kinderen | 15.000 € | 45.000 € |
Broers/zussen | 7.500 € | 25.000 € |
Grootouders/kleinkinderen | 7.500 € | 25.000 € |
Miskraam | 3.000 € | 9.000 € |
|
4.3.2. De materiële schade
Het overlijden van het slachtoffer kan voor de naastbestaanden een economisch verlies uitmaken.
4.3.2.1. Schade wegens het verlies van het inkomen van de overledene
Nabestaanden die voordeel haalden uit het beroepsinkomen van de overledene, kunnen aanspraak maken op dat deel van het inkomen waaruit ze persoonlijk voordeel genoten of zouden kunnen genieten zonder het schadeverwekkend feit. Het is dan ook belangrijk het aandeel van het persoonlijke onderhoud van het slachtoffer te bepalen.
Dit wordt berekend op basis van het gezamenlijke gezinsinkomen en dient in mindering te worden gebracht van het eigen inkomen van het slachtoffer.
Bij de begroting van het aandeel voor het eigen onderhoud moet onder meer rekening worden gehouden met de leeftijd van de partner en de kinderen, de vaststelling dat het om een eenverdienersgezin dan wel om een tweeverdienersgezin gaat, het niveau van het inkomen, de levensstandaard van het gezin, het beroep van de overledene, de vraag of het echtpaar een gemeenschappelijk vermogen zou opbouwen en de gemeenschap- pelijke lasten.
Bij gebrek aan concrete elementen voor de berekening van het persoonlijk aandeel kan de volgende formule als vuistregel worden gehanteerd:
Gezinsinkomen 100 %
------------------------------------------------------------
Totaal aantal gezinsleden vóór het overlijden + 1
Bij het vaststellen van het aantal gezinsleden kan rekening worden gehouden met het feit dat de kinderen op een bepaalde leeftijd het ouderlijke huis verlaten, waardoor het persoonlijke aandeel van de overledene zal toenemen. Men kan dus, voor de toekomst, in verschillende periodes met onderscheiden percentages voorzien. Bij gebrek aan andere criteria kan de leeftijd van 25 jaar voor het verlaten van de ouderlijke woonst in aanmer- king worden genomen.
4.3.2.2. Schade geleden door verlies van de bijdrage in de huishoudelijke activiteiten geleverd door het slachtoffer
De huishoudelijke schade die door de overlevende partner wordt geleden, kan worden berekend op basis van het aandeel van het slachtoffer in de huishoudelijke activiteiten voor zijn overlijden, hetzij op basis van een globale huishoudelijke gezinswaarde van 30,00 euro voor een huishouden zonder kinderlast, te verhogen met 10,00 euro per kind ten laste.
Deze vergoedingen worden aangepast in functie van de bijdrage die elke partner in het huishouden levert.
Studies4 bevestigen dat, wanneer de partners een man en een vrouw zijn, de bijdrage kan gesplitst worden in 65 % voor de vrouw en 35 % voor de man, bij gebrek aan anderslui- dende gegevens.
Dit forfait wordt vervolgens berekend in hoofde van diegene die de minst lange levens- duurverwachting heeft.
Er zal tevens rekening worden gehouden met de voorzienbare evolutie van de samenstel- ling van het kerngezin.
De rechter moet rekening houden met het aandeel uit hoofde van het persoonlijke onder- houd van het slachtoffer. In de regel wordt dit aandeel berekend in functie van de globale economische huishoudelijke waarde van het gezin en vervolgens in mindering gebracht van de economische huishoudelijke waarde van het slachtoffer.
Bij gebrek aan concrete beoordelingselementen kan dit aandeel forfaitair worden geraamd op 20 % in het geval van een gezin zonder kinderlast en op 15 % indien het gezin minstens één kind telt.
4 Zie voetnoot 1.
Voorbeeld:
De man overlijdt op de leeftijd van 40 jaar, gezin zonder kinderen.
Berekenen van de huishoudelijke schade in hoofde van de weduwe, 35 jaar oud:
1. Berekening verlies aandeel in huishouden is forfaitair 35 % of 35 % van 30,00 euro = 10,50 euro. 2. Berekening besparing persoonlijk onderhoud man:
20 % (aandeel zonder kinderen) van 30,00 euro (forfait) = 6,00 euro.
Eindberekening op basis van volgend bedrag per dag: Forfait 10,50 euro - 6,00 euro = 4,50 euro
Hoofdstuk II. Schade aan voorwerpen en kosten
1. Voertuigschade
1.1. Principe
In principe wordt de schade, voortvloeiend uit het verlies van een voertuig of de noodzaak om het te laten herstellen, vergoed op basis van het proces-verbaal van de deskundige dat tot stand is gekomen op initiatief van de verzekeraar van de benadeelde (toepassing van de conventies tussen verzekeraars) of van de verzekeraar van de aansprakelijke. Deze processen-verbaal verbinden enkel de ondertekenaars.
Indien er schade blijft ondanks herstelling, kan in bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld bij een nieuw voertuig of een oldtimer, een vergoeding worden toegekend wegens een blijvende waardevermindering. Bij ontstentenis van concrete elementen om deze schade te begroten kan een forfaitaire vergoeding van ongeveer 10 % worden toegekend op de waarde van het voertuig voor het ongeval.
1.2. De btw
In het geval van een totaal verlies heeft de schadelijder, die niet btw-plichtig is, toch recht op de btw op de waarde voor het ongeval, zelfs wanneer hij het vernielde voertuig niet vervangt of wanneer hij de schadevergoeding aanwendt voor de aankoop van een tweede- handswagen waarop bij de aankoop geen btw verschuldigd is of slechts btw verschuldigd is op het verschil tussen de verkoop- en de inkoopprijs. De btw-aanslagvoet is deze op het ogenblik van de vervanging van het voertuig.
De schadelijder die slechts gedeeltelijk btw-plichtig is, heeft recht op de niet-aftrekbare btw.
Indien het voertuig van een niet- (of een gedeeltelijk) btw-plichtige bij een ongeval wordt beschadigd, heeft de schadelijder recht op de (niet-aftrekbare) btw, ongeacht of hij al dan niet de herstelling laat uitvoeren.
1.3. Takel- en stallingskosten
De takelkosten maken deel uit van de vergoedbare schade.
De stallings- of bergingskosten die aangetoond worden door stukken, moeten eveneens ten laste van de aansprakelijke worden gelegd voor de volledige periode gedurende dewelke het voertuig ter beschikking moet blijven van de deskundige en vervolgens gedurende de tijd nodig voor de verkoop van het wrak of in afwachting van de uit te voeren herstellingen, behoudens een vertraging te wijten aan een nalatig optreden van de schadelijder.
1.4. Gebruiksderving
1.4.1. Wachttijd
De duur van de wachttijd stemt overeen met de tijd nodig om de voertuigschade te be- palen en te begroten indien het voertuig buiten gebruik is ten gevolge van het ongeval, behoudens een vertraging te wijten aan een nalatig optreden van de schadelijder.
Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden naargelang het een totaal verlies betreft, dan wel een herstelling mogelijk is.
Als het voertuig niet buiten gebruik is, kan 1 dag wachttijd worden toegekend voor de expertiseverrichtingen, tenzij de schadelijder een langere duur bewijst.
Indien bij de herstelling het voertuig geïmmobiliseerd is, kan de wachttijd verlengd worden tot de dag waarop de benadeelde kennis krijgt van de kostprijs van de herstelling.
In het geval van een totaal verlies kan de wachttijd worden verlengd tot de dag waarop de benadeelde in kennis wordt gesteld van het totale verlies, van de waarde voor het ongeval en van de waarde van het wrak.
1.4.2. Herstellingsduur
Onder de herstellingsduur wordt begrepen de periode die nodig is om de herstellingen uit te voeren aan het voertuig, in beginsel conform de gegevens van het deskundig verslag.
1.4.3. Vervangdagen
De vervangings- of mutatieduur betreft de periode die nodig is om het vernielde voertuig te vervangen. Deze duur moet worden bewezen. Bij gebrek aan concrete elementen ter zake kan er een forfait worden toegekend van 15 dagen.
1.4.4. Vergoeding wegens gebruiksderving
Indien de benadeelde een vervangwagen huurt, heeft hij recht op de terugbetaling van de gemaakte kosten, op voorwaarde dat de vervangwagen van hetzelfde type is. Boven- dien kan als besparing voor het niet-gebruik van het eigen voertuig een bedrag worden aangerekend gelijk aan 10 % van de huurfactuur.
Indien geen vervangvoertuig wordt gehuurd of ter beschikking wordt gesteld, kunnen de hierna vermelde forfaitaire bedragen worden toegekend:
VOERTUIG | VERGOEDING / DAG |
fiets (al dan niet met trapondersteuning tot 25 km/u) |
12 € |
gemotoriseerde tweewieler (2 of 3 wielen), quad en speed pedelec |
17 € |
aanhangwagen personenwagen < 750 kg ≥ 750 kg |
12 € 17 € |
personenwagen (ook voor professioneel gebruik en leasing) |
23 € |
mobilhome | 58 € |
taxi grote maatschappijen | 58 € |
taxi zelfstandige uitbater | 69 € |
huurwagen (exclusief leasing) | 53 € |
lichte vrachtwagen / bestelwagen tot 3,5 ton netto laadvermogen |
46 € |
vrachtwagen en geleed voertuig vanaf 3,5 ton netto laadvermogen |
58 € + 12 € per ton |
eigenaar van één. vrachtwagen | 72 € |
zware voertuigen van bijzondere aard zoals: takelvoertuig, tankwagen, kraanwagen, betonwagen, landbouwtractor, trekker van oplegger, oplegger vrachtwagen |
173 € |
ziekenwagen | 100 € |
kampeeraanhangwagen / caravan | 28 € |
autobus autocar < 50 plaatsen < 31 plaatsen ≥ 50 plaatsen ≥ 31 plaatsen ≥ 60 plaatsen ≥ 38 plaatsen ≥ 70 plaatsen ≥ 44 plaatsen ≥ 80 plaatsen ≥ 50 plaatsen |
|
1.4.5. Financiering
Indien het slachtoffer voor de aanschaf van een ander voertuig of voor de uitvoering van de herstellingskosten een lening aangaat, kunnen de kosten van deze financiering met inbegrip van de interest een vergoedbare schade uitmaken.
2. Verplaatsingskosten
Het is aan het slachtoffer om een precies overzicht te verschaffen van zijn verplaatsingen. Indien de verplaatsingskosten forfaitair worden berekend, kan een vergoeding van 0,42 euro/km aanvaard worden voor een autovoertuig.
Voor de andere voertuigen kan een vergoeding worden toegekend van 0,28 euro/km.
3. Administratiekosten
Indien de omvang van de administratie-, de correspondentie- en de telefoonkosten en de daaraan bestede tijd niet in concreto kunnen worden bewezen, kan een forfaitaire tegemoetkoming van 50,00 euro tot 150,00 euro toegekend worden, en dit in verhouding tot de complexiteit van de zaak.
4. Kledijschade
Wanneer het bestaan van een dergelijke schade aannemelijk wordt gemaakt, maar de om- vang ervan niet precies kan worden bewezen, kan naar billijkheid de gemiddelde waarde van de gehele kledij geschat worden op 400,00 euro, vetusteit inbegrepen.
Deze raming heeft enkel betrekking op de eigenlijke kledijschade, met uitsluiting van de beschadiging van juwelen, uurwerk en vervoerde goederen of bijzondere uitrusting, waar- van het verlies, indien dit bewezen wordt, afzonderlijk moet worden geraamd.
Hoofdstuk III. Interest en provisie
1. De vergoedende interest
De vergoedende interest maakt een bestanddeel uit van de schade en vergoedt de schade voortvloeiend uit de vertraging van de betaling van de schadevergoeding.
De rechter moet de rentevoet in concreto begroten.
De aanvangsdatum voor de berekening van de verschuldigde vergoedende interest kan worden bepaald als volgt:
-
- voor de kosten of de schade die zich gespreid voordoen over een bepaalde periode
voorafgaandelijk aan het vonnis: vanaf een gemiddelde datum;
-
- voor de schade aan goederen: vanaf de datum van het schadeverwekkend feit;
-
- voor de schade voortvloeiend uit de tijdelijke ongeschiktheden: vanaf een gemiddelde
datum;
-
- voor de schade voortvloeiend uit de specifieke blijvende ongeschiktheden: vanaf de
consolidatiedatum;
-
- voor de schade ingevolge het verlies van een schooljaar: vanaf de datum van het niet
slagen;
-
- voor de vergoeding van de persoonlijke, de huishoudelijke of de economische blijvende
ongeschiktheden:
-
bij kapitalisatie: op de vergoeding die de periode dekt tussen de consolidatie en de
uitspraak (reeds geleden blijvende schade): interest vanaf een gemiddelde datum;
geen interest op het gekapitaliseerde bedrag (toekomstige blijvende schade);
-
bij forfait: wanneer de schade in haar geheel wordt begroot op het ogenblik van de
consolidatie: vanaf die datum;
-
-
- voor de schade voortvloeiend uit het overlijden: vanaf datum van het overlijden behou-
dens berekening door kapitalisatie;
-
- voor de schade ex haerede: vanaf de gemiddelde datum tussen het schadeverwekkend
feit en het overlijden.
De vergoedende interest loopt tot aan de datum van het eindvonnis.2. Moratoire interest
Indien gevorderd, worden vanaf het eindvonnis moratoire interesten toegekend, zowel op de hoofdsom, als op de vergoedende interesten, tot aan de datum van algehele betaling.
3. Provisies
De betaalde provisies (voorschotten) kunnen worden verhoogd met een creditinterest, waarvan de rentevoet door de rechter wordt bepaald.
Bijlage
Deskundigenopdracht
1. Procedure
De rechtbank stelt aan als deskundige: Dokter ..., met de hiernavolgende opdracht: 1.1. De oproepingen
De deskundige zal binnen de 15 dagen na de kennisgeving van zijn opdracht door de grif- fie of, in het voorkomend geval, na de kennisgeving van de consignatie van de provisie overeenkomstig artikel 987 Ger.W., de plaats, de dag en het uur van de eerste expertise- bijeenkomst meedelen. In geen geval kan de eerste expertisebijeenkomst later plaatsvinden dan twee maanden na de datum van een van de hierboven vermelde kennisgevingen.
Behoudens vrijstelling verleend door de partijen, zullen de oproepingen gebeuren als volgt:
-
- bij een ter post aangetekende brief: de partijen in zake;
-
- bij gewone brief:
* de respectieve raadslieden;
* de raadgevende artsen van de partijen in zake;
-
- de rechtbank wordt bij gewone brief op de hoogte gebracht.
In ieder geval worden de verstekmakende partijen bij een ter post aangetekende brief opgeroepen.
1.2. De werkzaamheden
De aangestelde deskundige:
-
- hoort de partijen en hun juridische en medische raadslieden in hun toelichting;
-
- neemt kennis van de dossiers en de medische stukken waarover de partijen al beschik-
ken en die hem ten laatste 8 dagen vóór de eerste bijeenkomst worden bezorgd;
-
- maakt een verslag van de eerste bijeenkomst waarin de datum van de ontvangst van de kennisgeving van de opdracht, de datum van de kennisgeving van de consignatie van de provisie, de wijze waarop het ereloon zal worden bepaald (art. 990 Ger.W.) en de raming van de totale kost van de expertise worden vermeld. Dit verslag wordt binnen de maand bij gewone brief meegedeeld aan de partijen, hun raadslieden en de rechtbank;
-
- vermeldt in zijn verslag alle gegevens over het slachtoffer die nuttig kunnen zijn bij de beoordeling van de schade, zoals het geslacht, de leeftijd, de burgerlijke stand, zijn/ haar persoonlijke en familiale situatie, de gevolgde opleidingen, de vroegere en huidige
beroepsactiviteiten, de vrijetijdsbesteding, de medische antecedenten, enz.;
-
- beschrijft, op basis van een omstandige anamnese en van een grondig klinisch onderzoek, indien nodig aangevuld met gespecialiseerde onderzoeken, nauwkeurig de vastgestelde letsels en aandoeningen, hun evolutie, de ondergane behandelingen, de eventuele verwik- kelingen en de geformuleerde klachten en hij zal hierbij verduidelijken in welke mate ze
toe te schrijven zijn aan het schadeverwekkend feit;
-
- licht de rechtbank in het algemeen in over de toestand van het slachtoffer, meer be-
paald over alle schadelijke gevolgen van het schadeverwekkend feit, zowel voor als na
de consolidatie;
-
- kan een beroep doen op het advies van specialisten.
-
2. De vooraf bestaande toestand
Indien wordt aangetoond dat het slachtoffer getroffen is of was door een fysiologische aandoening of door een ziekte die niet in verband staat met het schadeverwekkend feit, zal de deskundige deze beschrijven en geeft een beschrijving van de voorzienbare evolutie ervan zonder het schadeverwekkend feit en de gevolgen hiervan op het dagelijkse leven van het slachtoffer voorafgaand aan het ongeval. De deskundige moet nagaan of de gevolgen verbonden aan deze voorafgaande toestand zich ook zonder het schadeverwekkend feit zouden hebben gemanifesteerd. In het voorkomende geval zal hij met deze gevolgen geen rekening houden bij zijn evaluatie.
3. De tijdelijke schade
3.1. Hulpmiddelen
De deskundige geeft een volledig overzicht van de geneesmiddelen die het slachtoffer diende te nemen en de medische zorgen die werden toegediend als gevolg van het scha- deverwekkend feit.
De deskundige geeft aan of prothesen, orthesen, technische hulpmiddelen, aanpassingen van de woning of van het voertuig van aard waren/zijn het leven van het slachtoffer te vergemakkelijken op persoonlijk vlak, op gezinsvlak in de ruimste betekenis van het woord of op professioneel vlak.
In het voorkomende geval berekent hij de kosten daarvan.
De deskundige geeft eveneens aan of de toestand van het slachtoffer tijdens deze periode van de tijdelijke schade al dan niet hulp van derden (gekwalificeerd of niet) noodzakelijk maakte.
In het bevestigende geval geeft de deskundige de aard en de in uren uitgedrukte omvang ervan aan, rekening houdend met de bestaande en de beschikbare hulpmiddelen.
Hij preciseert op welke wijze en in welke mate deze hulpmiddelen de evaluatie van de verschillende graden van ongeschiktheid beïnvloeden.
3.2. Persoonlijke tijdelijke ongeschiktheid
De deskundige, die daarbij de periodes met hospitalisatie onderscheidt van de periodes zonder hospitalisatie, bepaalt op een schaal van 0 tot 100 de graden van de tijdelijke per- soonlijke, gehele en gedeeltelijke ongeschiktheid, die de aantasting van deze fysieke en/ of psychische integriteit heeft op het dagelijkse private leven van het slachtoffer, en dit onafhankelijk van de eventuele huishoudelijke en de economische ongeschiktheid, die afzonderlijk worden geëvalueerd (zie punten 3.3. en 3.4. hierna).
De deskundige geeft aan of er bijzondere fysieke, psychische of sociale schade is vóór de consolidatie. In de mate dat hiermee geen rekening werd gehouden bij het bepalen van de verschillende graden van de persoonlijke tijdelijke ongeschiktheid, beschrijft hij die specifieke schade (pijnen, esthetische schade, seksuele schade, genoegenschade) en verduidelijkt hij de aard ervan.
De deskundige motiveert waarom hij het bestaan van bijzondere schade aanneemt of uitsluit (zie punt 3.4.2. van de tabel).
Bij het bepalen van de graden van pijnen, wordt aanbevolen de schaal van 1 tot 7 te gebruiken: 1/7: miniem
2/7: heel licht
3/7: licht
4/7: matig
5/7: ernstig
6/7: heel ernstig
7/7: uitzonderlijk ernstig
3.3. Tijdelijke huishoudelijke ongeschiktheid
De deskundige bepaalt op een schaal van 0 tot 100 de eventuele invloed – die hij be- schrijft – van deze tijdelijke volledige of gedeeltelijke aantasting van de fysieke of psychische integriteit op de huishoudelijke geschiktheid van het slachtoffer.
3.4. Tijdelijke economische ongeschiktheid
De deskundige bepaalt op een schaal van 0 tot 100 de eventuele invloed – die hij beschrijft – van deze tijdelijke volledige of gedeeltelijke aantasting van de fysieke of psychische integriteit op de arbeidsgeschiktheid van het slachtoffer. Hij zal eveneens aandacht hebben voor de mogelijks door het slachtoffer te leveren verhoogde inspanningen.
4. De blijvende schade
4.1. Consolidatie
De deskundige geeft een gemotiveerd advies over de datum van de genezing of van de consolidatie van de letsels. Hij beschrijft nauwkeurig de blijvende letsels en de gevolgen ervan, evenals de klachten toe te schrijven aan het schadeverwekkend feit.
4.2. Hulpmiddelen
De deskundige geeft een volledig overzicht van de geneesmiddelen die het slachtoffer dient te nemen en de medische zorgen die nog moeten worden toegediend na de consolidatie als gevolg van het schadeverwekkend feit.
De deskundige geeft aan of prothesen, orthesen, technische hulpmiddelen, aanpassingen van de woning of van het voertuig van aard zullen zijn het leven van het slachtoffer te vergemakkelijken op persoonlijk vlak, op gezinsvlak in de ruimste betekenis van het woord of op professioneel vlak.
In het voorkomende geval geeft hij advies over de kosten daarvan, alsook over de fre- quentie van de vernieuwing en het onderhoud.
De deskundige geeft eveneens aan of de toestand van het slachtoffer na de consolidatie al dan niet hulp van derden (gekwalificeerd of niet) noodzakelijk maakt.
In het bevestigende geval geeft de deskundige de aard en de in uren uitgedrukte omvang ervan aan, rekening houdend met de bestaande en de beschikbare hulpmiddelen.
Hij preciseert op welke wijze en in welke mate deze hulpmiddelen de evaluatie van de verschillende graden van blijvende ongeschiktheid beïnvloeden.
4.3. Blijvende persoonlijke ongeschiktheid
Sub verbo “persoonlijke ongeschiktheid” bepaalt de deskundige op een schaal van 0 tot 100
de graad van de blijvende persoonlijke ongeschiktheid die de aantasting van deze fysieke
en/of psychische integriteit heeft op het dagelijkse private leven van het slachtoffer, en dit onafhankelijk van de eventuele huishoudelijke en de economische ongeschiktheid, die afzonderlijk worden geëvalueerd (zie punten 4.4. en 4.5. hierna).
De deskundige geeft aan of er specifieke fysieke, psychische of sociale schade is na de conso- lidatie. In de mate dat hiermee geen rekening werd gehouden bij het bepalen van de graad van de blijvende persoonlijke ongeschiktheid, beschrijft hij die specifieke schade (pijnen, esthetische schade, seksuele schade, genoegenschade) en verduidelijkt hij de aard ervan.
De deskundige motiveert waarom hij het bestaan van specifieke schade aanneemt of uitsluit (zie punt 3.4.2. van de tabel).
4.4. Blijvende huishoudelijke ongeschiktheid
Sub verbo “huishoudelijke ongeschiktheid” bepaalt de deskundige op een schaal van 0 tot 100 de eventuele invloed – die hij beschrijft – van deze blijvende volledige of gedeeltelijke aantasting van de fysieke en/of psychische integriteit op de huishoudelijke geschiktheid van het slachtoffer.
4.5. Blijvende economische ongeschiktheid
Sub verbo “economische ongeschiktheid” bepaalt de deskundige of en in welke mate (op een schaal van 0 tot 100) de aan het schadeverwekkend feit toe te schrijven blijvende letsels een aantasting van de arbeidsgeschiktheid van het slachtoffer uitmaken, meer bepaald rekening houdend met zijn vroegere beroepsactiviteiten, zijn actueel beroep, de tot dan reeds uitgeoefende professionele en andere winstgevende activiteiten die redelijkerwijze binnen zijn mogelijkheden blijven, in acht genomen zijn opleiding en kwalificaties en de reële en met zijn leeftijd verenigbare aanpassingsmogelijkheden. Hij zal eveneens aan- dacht hebben voor de mogelijks door het slachtoffer te leveren verhoogde inspanningen.
4.6. Voorbehoud
De deskundige bepaalt of een voorbehoud moet worden voorzien en in dat geval geeft hij, in de mate van het mogelijke, het voorwerp en de duur ervan aan.
5. Voorlopig verslag en eindverslag
De deskundige licht de rechtbank, in een begrijpelijke taal, in over de toestand van het slachtoffer, meer bepaald over alle schadelijke gevolgen van het schadeverwekkend feit, zowel voor als na de consolidatie.
De deskundige geeft een zo precies en volledig mogelijke beschrijving van alle nuttige elementen waarmee hij rekening heeft gehouden en hij onderbouwt zijn besluiten.
De deskundige deelt aan de partijen een voorlopig verslag mee en laat hen toe, binnen de door hem bepaalde termijn, hun opmerkingen te formuleren.
Zowel in het voorlopige verslag als in het eindverslag antwoordt de deskundige op alle dienstige opmerkingen die de partijen hem binnen de toegekende termijn, desgevallend in de vorm van bijgevoegde nota’s, ter kennis hebben gebracht.
De deskundige tracht de partijen te verzoenen (art. 977 Ger.W.).
Indien de voor het indienen van het eindverslag bepaalde termijn de zes maanden te bo- ven gaat, zendt de deskundige om de zes maanden een tussentijds verslag over de stand van zijn werkzaamheden aan de rechtbank, aan de partijen en aan de raadslieden, met naleving van artikel 974 Ger.W.
Indien het dossier taken, opzoekingen of bijkomende onderzoeken vergt die het de des- kundige niet mogelijk maken zijn verslag binnen de oorspronkelijk vastgelegde termijn in te dienen of indien de consolidatie ver in de toekomst wordt verwacht, richt de deskundige vóór het verstrijken van die termijn een gemotiveerd verzoek tot de verlenging van de termijn met naleving van artikel 974 Ger.W.
De deskundige zal zijn desgevallend beëdigd eindverslag ter griffie van de rechtbank neerleggen binnen de ... maanden na de kennisgeving van zijn opdracht.
De deskundige voert zijn opdracht uit onder het toezicht van de rechter, die te allen tijde ambtshalve of op verzoek van de partijen de verrichtingen kan bijwonen (art. 973, § 1 Ger.W.). De partijen en de deskundige kunnen zich daartoe te allen tijde bij een gemoti- veerde brief tot de rechter wenden (art. 973, § 2 Ger.W.).
6. Voorschotten en ereloon
Het bedrag van het voorschot wordt bepaald op ... euro. Het moet binnen de maand vanaf de datum van het onderhavige vonnis worden gestort.
Overeenkomstig artikel 987 Ger.W. wordt dat voorschot geconsigneerd ter griffie of bij een door de partijen overeengekomen kredietinstelling.
Het redelijke deel van het voorschot kan onmiddellijk worden vrijgegeven ten voordele van de deskundige ten belope van ... euro.
Onverminderd de einduitspraak van de rechtbank over de kosten, zullen de expertise- kosten worden voorgeschoten door ...
De door de deskundige op basis van de omvang en de vordering van zijn werkzaamhe- den gevraagde bijkomende voorschotten zullen worden geconsigneerd overeenkomstig artikel 987 Ger.W.
Indien hij het opportuun acht, kan de deskundige zijn werkzaamheden opschorten of uitstellen tot wanneer hij in kennis wordt gesteld van de consignatie van het voorschot (art. 989 Ger.W.).
7. Verzaking aan de deskundige opdracht en beroep
De partij die aan de deskundige opdracht verzaakt, verwittigt daarvan zonder verwijl en ten laatste binnen de maand na de datum van het onderhavige vonnis, de deskundige, de rechtbank en de andere partijen per gewone brief. De door de deskundige reeds gemaakte kosten vallen ten laste van de verzakende partij.
De partij die beslist een rechtsmiddel aan te wenden tegen het onderhavige vonnis, moet daarvan per gewone brief de deskundige, de rechtbank en de andere partijen in kennis stellen binnen de 8 dagen na haar beslissing.
8. Inwerkingstelling van de deskundige (facultatief)
Geeft akte aan de verschijnende partijen van hun verzoek om opschorting van de kennis- geving overeenkomstig artikel 972, § 1 Ger.W.